Een vrouw uit Zeeland-West-Brabant is veroordeeld voor het doden van haar 11-jarige zoontje. De rechtbank heeft haar een gevangenisstraf van 10 jaar opgelegd.
De vrouw heeft opzettelijk verschillende medicijnen aan haar zoontje gegeven die voor haarzelf waren voorgeschreven. Ook wordt haar verweten dat ze geen medische hulp heeft gezocht toen dat nodig was.
Op 13 februari 2020 overleed de jongen. In de weken daarvoor was hij nog een energiek, vrolijk en zelfstandig kind. Uit beelden van een camera in zijn slaapkamer is gebleken dat hij op 12 februari 's middags zonder pijn of ongemak in bed ging liggen.
Op de beelden is te zien dat de moeder op verschillende momenten medicijnen aan haar zoontje gaf, medicijnen die niet voor hem waren bedoeld maar voor haarzelf. Ze gaf hem slaapmiddelen, zware pijnstillers en antidepressiva.
Ondanks dat de jongen aangaf dat hij zich niet goed voelde, flauwviel, versuft was, dubbel sprak en pijn had, bleef de moeder doorgaan met het toedienen van medicatie. In plaats van hem te kalmeren, te troosten en medische hulp in te schakelen, heeft ze haar zoontje aan zijn lot overgelaten. Toen zijn stiefvader 's nachts bij hem kwam kijken, vond hij de jongen levenloos in bed. Pogingen om hem te reanimeren mochten niet baten.
De rechtbank veroordeelt de moeder zwaar voor haar daden. Een moeder hoort juist voor haar kind te zorgen en een veilige omgeving te bieden. In dit geval was daarvan geen sprake. Het handelen en de nalatigheid van de moeder hebben geleid tot het overlijden van haar zoontje.
Deskundigen hebben vastgesteld dat de vrouw verminderd toerekeningsvatbaar is. Uit psychologisch onderzoek is gebleken dat ze lijdt aan verschillende stoornissen, waaronder Munchausen by proxy, waarbij ze haar zoontje jarenlang ziek maakte om aandacht te krijgen.
Naast de gevangenisstraf van 10 jaar legt de rechtbank ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (gvm-maatregel) op. Deze maatregel houdt in dat de verdachte na haar gevangenisstraf langdurig onder toezicht zal staan om herhaling te voorkomen.
De officier van justitie had gevraagd om tbs met dwangverpleging op te leggen. Voor het opleggen van tbs met dwangverpleging moet er sprake zijn van een ernstig gevaar voor herhaling. Volgens deskundigen is het risico op herhaling in dit geval laag en zou dit alleen kunnen toenemen als de vrouw de zorg voor een afhankelijk persoon zou krijgen. Dit zal naar verwachting op korte termijn niet gebeuren. Haar dochter woont sinds het overlijden van haar broertje bij haar biologische vader en zal tegen de tijd dat haar moeder vrijkomt een leeftijd hebben bereikt waarop zij niet meer afhankelijk is van haar ouders. Bovendien is het voor de vrouw fysiek niet mogelijk om zelf nog kinderen te krijgen. Daarnaast wordt niet verwacht dat zij op korte termijn de zorg zal dragen voor bijvoorbeeld haar moeder of pleegouders. Daarom acht de rechtbank een gvm-maatregel voldoende om het risico op herhaling te beperken.