Het Openbaar Ministerie heeft vandaag geen straf geëist tegen een 31-jarige verdachte uit Lelystad. De man werd in maart vorig jaar meermaals beschoten op een parkeerterrein in Vinkeveen. In directe reactie daarop schoot hij de schutter dood. De man doet een beroep op noodweer en het Openbaar Ministerie gaat daar na uitgebreid onderzoek in mee.
Als de 31-jarige man in de vroege ochtend van 6 maart 2022 een club in Vinkeveen verlaat, wordt hij op de parkeerplaats plotseling onder vuur genomen. De kogels missen hem, maar verwonden wel een toevallige passant. De schutter slaat hem vervolgens hard met het wapen op zijn hoofd. Daarna pakt de schutter een ander vuurwapen. De 31-jarige man ligt dan gewond op de parkeerplaats. Terwijl hij opnieuw beschoten wordt, schiet hij terug. Daarbij raakt hij zijn aanvaller in zijn hoofd. Deze wordt vervolgens door zijn handlanger naar het ziekenhuis gereden, waar hij korte tijd later overlijdt. De handlanger is in deze zaak al eerder door de rechtbank veroordeeld tot veertien jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van een poging tot liquidatie.
Noodweer
Vandaag stond het slachtoffer van de liquidatiepoging als verdachte terecht voor het doodschieten van de aanvankelijke schutter. Het OM is van mening dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer doet. Er was een onmiddellijke dreiging dat de verdachte doodgeschoten zou worden door de aanvaller. Er werd namelijk op hem geschoten met een automatisch wapen, terwijl hij zelf gewond op de grond lag. Bovendien waren er op dat moment - in de visie van het OM - ook geen minder ingrijpende manieren voor hem beschikbaar om een einde aan de onmiddellijke dreiging te maken dan door terug te schieten.
Wapenbezit
De verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen waarmee hij de aanvaller doodschoot, pas tijdens de schietpartij in zijn bezit kreeg. Hoe dat precies gebeurd is, is niet duidelijk geworden. Er is geen bewijs dat hij al vóór het schietincident over het wapen beschikte. Ook wat betreft het wapenbezit kan de verdachte zich in de visie van het OM daarom op noodweer beroepen. Hij beschikte zeer korte tijd over een verboden wapen, maar omdat hij het nodig had om zichzelf te beschermen tegen een onmiddellijke en ernstige dreiging, is er volgens de officier van justitie geen sprake van een strafbaar feit.
Alles afwegend heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.