Johan zit in zijn oude leren stoel, de veren kraken onder zijn gewicht. De kamer om hem heen is sober, maar gezellig. Een bescheiden televisie staat op een kastje in de hoek, naast een boekenkast gevuld met boeken die hij nooit heeft gelezen. De koffie op het tafeltje naast hem is inmiddels koud, maar Johan trekt zich daar niets van aan. Zijn blik is gefixeerd op de krantenkop die voor hem ligt, terwijl zijn gedachten door zijn hoofd razen. "Waarom zou ik werken?" vraagt hij zichzelf weer, zoals hij dat de laatste maanden al zo vaak heeft gedaan.
Het is nu twee jaar geleden dat Johan zijn baan verloor bij een logistiek bedrijf. Hij had er bijna twintig jaar gewerkt, van magazijnmedewerker tot teamleider, hij begon al vroeg met werken. Maar zoals zoveel bedrijven, moest ook dit bedrijf reorganiseren. Johan was een van de velen die hun ontslag kregen, en hoewel hij aanvankelijk hoop had om snel een nieuwe baan te vinden, bleek dat moeilijker dan gedacht. Hij solliciteerde op enkele functies, maar werd overal afgewezen. Uiteindelijk kwam hij in de bijstand terecht, en sindsdien is hij daar niet meer uit gekomen.
"De regels zijn duidelijk," mompelt Johan terwijl hij door de uitkeringspapieren bladert die op tafel liggen. "Ik moet beschikbaar blijven voor werk, maar waarom zou ik werk aannemen als de uitkering beter is?"
Het was niet dat Johan niet wilde werken. Sterker nog, hij vond het heerlijk om bezig te zijn, om structuur in zijn dag te hebben. Maar de banen die hem werden aangeboden, waren tijdelijk en laagbetaald. Het frustreerde hem dat hij, ondanks zijn ervaring, alleen maar werd benaderd voor werk dat minder goed betaald werd dan zijn uitkering.
Een week geleden had hij weer zo'n aanbod gekregen. De gemeente had hem een tijdelijke baan bij een callcenter aangeboden, een baan voor drie maanden, waar hij de helft van zijn uitkering zou verdienen. "Je moet het maar accepteren," had zijn contactpersoon van het UWV hem gezegd. "Het is werkervaring en het houdt je actief."
Johan had beleefd bedankt en de baan geweigerd. Toen hij thuiskwam, had hij de papieren van het UWV op tafel gegooid en had hij een lange wandeling door het park gemaakt. Hij was niet boos, maar eerder teleurgesteld. Teleurgesteld in het systeem, in de manier waarop alles leek te draaien om cijfers en niet om mensen.
"Waarom zou ik me laten uitbuiten voor een paar euro minder?" zegt hij luidop, alsof hij zijn gedachte hardop moet horen om het te begrijpen. De vraag is retorisch, maar diep vanbinnen knaagt er iets aan Johan. Hij heeft altijd gewerkt, altijd bijgedragen aan de maatschappij, en nu hij zelf hulp nodig heeft, lijkt het alsof het systeem tegen hem werkt. Alsof hij niets meer waard is.
Zijn vrouw, Karin, komt de kamer binnen met een stapel wasgoed. "Je zit weer te piekeren," zegt ze met een zachte glimlach terwijl ze de kleren op de stoel naast hem neerlegt. Johan haalt zijn schouders op. "Het is gewoon frustrerend. Ze willen dat ik werk, maar wat ik ga verdienen is minder dan mijn uitkering. Wat heeft dat voor zin?"
Karin zucht. Ze begrijpt zijn frustratie, maar ze ziet ook wat de situatie met hem doet. "Je mist het om bezig te zijn," merkt ze op. "Het gaat niet alleen om het geld, toch? Je mist het om onder de mensen te zijn, om het gevoel te hebben dat je iets bijdraagt."
Johan knikt, maar zegt niets. Karin heeft gelijk, natuurlijk. Maar toch blijft het knagen. Elke maand ziet hij de cijfers op zijn bankrekening verschijnen, en elke maand wordt hij herinnerd aan het feit dat het systeem waar hij jarenlang aan heeft bijgedragen, nu zijn valkuil lijkt te zijn.
Zijn vrienden hebben allemaal een mening over zijn situatie. Sommigen begrijpen het, zoals zijn oude collega Piet, die ook zonder werk is komen te zitten en in een vergelijkbare positie verkeert. Maar anderen, zoals zijn broer Ruud, zijn kritischer.
"Je moet gewoon iets aannemen," had Ruud hem laatst nog verteld tijdens een familiediner. "Ook al is het tijdelijk. Het is beter dan thuiszitten en niets doen."
"Je snapt het niet," had Johan toen geantwoord. "Het is niet dat ik niet wil werken, maar waarom zou ik werk doen dat minder oplevert dan mijn uitkering? Ik word financieel gestraft als ik iets aanneem."
Ruud had hem een lange blik gegeven, alsof hij Johan niet helemaal begreep. En misschien begreep hij het ook niet. Ruud had altijd goed verdiend, had nooit problemen gehad om werk te vinden. Hij zat in de IT en daar was altijd vraag naar. Johan voelde zich ongemakkelijk tijdens dat diner, alsof hij zichzelf moest verdedigen voor een situatie waar hij niets aan kon doen.
De kritiek van Ruud bleef door zijn hoofd spoken. Ook al wist Johan dat hij gelijk had, dat het systeem gebroken was, het voelde alsof hij constant verantwoording moest afleggen.
De samenleving en verwachtingen
Het gesprek over werkloosheid en uitkeringen komt steeds vaker naar voren in de media. Politici praten over de zogenaamde "luxe" van de uitkering, alsof mensen zoals Johan ervoor kiezen om thuis te blijven zitten. De realiteit is echter anders, dat weet hij als geen ander. Het systeem lijkt mensen te ontmoedigen om tijdelijk werk aan te nemen, omdat het simpelweg financieel niet aantrekkelijk is.
Johan leest dagelijks artikelen over mensen zoals hij, mensen die in eenzelfde situatie zitten. Het geeft hem een zekere troost om te weten dat hij niet de enige is, maar het verandert niets aan de frustratie die hij voelt.